De man achter Stationsweb
Spoorzoeken met Stationsweb: een gesprek met Wichor Bramer, de man achter deze website
Wie op zoek is naar informatie over stationsgebouwen komt vroeg of laat bij Stationsweb terecht. Begonnen als een online documentatieplaats voor de liefhebberij van Wichor Bramer, is Stationsweb het afgelopen decennium uitgegroeid tot een informatiebaken voor spoorliefhebbers en personeel van NS en ProRail. Bramer blijft er nuchter onder: “Het blijft wel een hobby.”
Wichor Bramer (1974) groeide op in het Overijsselse plaatsje Bergentheim, vlakbij Hardenberg. Hoewel het dorpje al sinds 1975 geen station meer heeft, is het stationsgebouw nog decennia blijven staan. Bramer had nooit veel aandacht besteed aan dit monument, tot de zomer van 1993. Een moment dat hij zich nog levendig herinnert: “In mijn studietijd reisde ik regelmatig tussen Hardenberg en Groningen, waar ik biologie studeerde. Op een dag in augustus zag ik dat het gebouw ineens weg was. Het enige wat er nog aan herinnerde was een grasheuvel waarop het station had gestaan.” Terwijl Bramer vanuit zijn coupé naar buiten keek, viel het hem op dat er langs het spoortraject meer van dit soort verlaten heuvels lagen. “Ik ontdekte ineens een patroon. Langs het traject bleken in het verleden veel meer stations te hebben gestaan, vergelijkbaar met dat van Bergentheim.”
Spoorwegarchitectuur
Met de sloop van dit kleine station, werd zijn passie voor spoorwegarchitectuur geboren. Bramer speurde het oorspronkelijke spoortraject tussen Zwolle en Delfzijl af, om te onderzoeken welke stations nog uit die periode zichtbaar waren. Aangelegd door de Noordoosterlocaalspoorweg-Maatschappij (NOLS), was dit traject een typisch voorbeeld van vooroorlogse spoorwegarchitectuur. De ontwerpen van de stationsgebouwen werden na de standaardisatie van 1860 uitgewerkt in een reeks standaardtypen, waardoor er een eenduidige typologie in de stationsarchitectuur ontstond. Hoewel deze standaardisatie kenmerkend was voor de spoorwegen, hanteerden de verschillende lokale spoorwegmaatschappijen ook ieder hun eigen kenmerken in bouwstijl. De NOLS had bijvoorbeeld de huisarchitect Eduard Cuypers in dienst, de neef van Pierre Cuypers. De 33 stations die Cuypers in het noorden en oosten van het land ontwierp, waren in drie standaardtypen ontworpen en kenmerkten zich door de invloed van de late jugendstil. Veel van dit erfgoed was echter al verdwenen op het moment dat Bramer zich erin ging verdiepen. Van het traject Zwolle-Delfzijl zijn bijvoorbeeld maar elf stations bewaard gebleven.
Naarmate Bramer’s speurtocht naar de historie van de spoorwegen vorderde, groeide zijn interesse ook steeds meer. Hij trok het land door om alle mogelijke informatie over stationsgebouwen te vergaren. Of ze nu gesloopt, hergebruikt of nog volop bedrijf waren, Bramer bracht het als een archeoloog allemaal in kaart. Zijn gratis ov-jaarkaart bood daarbij uitkomst. Het zal ook niet verbazen dat het met zijn studie biologie niet wilde vlotten. Uiteindelijk stapte Bramer over naar de opleiding Informatiedienstverlening en management, wat tevens de start van Stationsweb inluidde. “Tijdens mijn studie kreeg ik een opdracht waarbij ik een website moest maken. Omdat ik wilde oefenen met het programmeren van websites, besloot ik mijn documentatie over spoorwegarchitectuur online te zetten. Ik had inmiddels zoveel documentatie verzameld dat dit een logische stap voor mij was.”
Nu, ruim twaalf jaar later, is Stationsweb uitgegroeid tot een informatiebaken voor spoorliefhebbers, maar ook voor personeel van NS of ProRail. Met ruim zevenentwintig duizend afbeeldingen van verdwenen stationsgebouwen en haltes, is Stationsweb een autoriteit geworden in spoorwegenland. De website trekt dan ook 1500 unieke bezoekers per dag. Naast het opzoeken van informatie kunnen mensen ook vragen stellen of reageren op afbeeldingen die ze op de website aantreffen. “De meeste voorkomende vraag die ik van professionals krijg, is of ik het adres van een voormalig station weet. Ik heb dit soort gegevens zelf jaren geleden van de NS gekregen, maar nu zijn de rollen omgedraaid en stellen ze vragen aan mij,” aldus Bramer.
Menselijke maat
De uit de hand gelopen hobby van Wichor Bramer lijkt in niets op het klassieke verhaal van een man die al van jongs af aan gek is op modeltreinen en spoorwissels. Sterker nog, Bramer heeft een allergie voor rollend materieel. “Als ik foto’s heb waar iets te prominent treinen op staan, dan verwijder ik dat van mijn website. Ik ben uitsluitend geïnteresseerd in spoorwegarchitectuur.” Stationsweb voorziet volgens Bramer daarmee ook in een lacune. “Wat je bij veel websites maar ook tv- programma’s over de spoorwegen ziet, is dat de nadruk ligt op materieel. Als je geluk hebt, wordt het station nog even tussen neus en lippen door benoemd.”
Bramer is vooral gecharmeerd van de vooroorlogse architectuur, omdat deze volgens hem de menselijke maat vertegenwoordigt. “Een naoorlogs station kun je maar met moeite hergebruiken. Je kunt er hooguit een bloemenstal beginnen of een bioscoop in exploiteren. Het grote verschil met de vooroorlogse architectuur is dat deze ook bedoeld is om in te wonen. Tot de jaren zestig was het gebruikelijk dat ieder station een stationschef had.” Met het centraliseren van het spoorwegennetwerk is de stationschef geheel uit beeld verdwenen. De huiselijkheid is daarmee ook niet meer zichtbaar in de moderne architectuur. Het betekent overigens niet dat Bramer totaal geen interesse heeft voor hedendaagse stations. Het recent opgeleverde Rotterdam Centraal of de nieuwe stationshaltes op het traject van de Hanzelijn kan hij wel degelijk waarderen. Hoewel de nadruk bij zijn website sterk ligt bij het erfgoed tot halverwege de twintigste eeuw, breidt Bramer het steeds meer uit met naoorlogse gebouwen. Wel heeft hij kritiek op de recente ontwikkelingen waarmee de hedendaagse multifunctionele stationsgebouwen vooral een plek worden voor de reiziger, in plaats van een publieke ruimte die voor iedereen is. “De stations worden afgesloten met poortjes aan beide zijden.”
Huwelijksreis
Er bestaat vanzelfsprekend ook een leven naast het actueel houden van Stationsweb. Zo is Bramer werkzaam als informatiespecialist bij een medische bibliotheek. Zijn kennis over het programmeren en het digitaliseren van informatie, kan hij prima vertalen naar Stationsweb. “Ik heb bijvoorbeeld een reisplanner op mijn website geprogrammeerd waarmee je een treinreis kunt plannen tussen stations die nu niet meer bestaan. Ik heb elf spoorboekjes van 1843 tot 1972 ingevoerd. Daar is ontzettend veel tijd in gaan zitten.” Of hij zijn expertise over de spoorwegen niet liever professioneel wil inzetten is Bramer helder: “Het blijft wel een hobby”, verklaart hij nuchter. “Bovendien vind ik mijn werk veel te leuk.”
Toch maakt zijn vrijetijdsbesteding een dusdanig onderdeel van zijn leven uit dat hij tijdens zijn huwelijksreis in de buurt van Apeldoorn toch nog even een stationsgebouw opzocht. “Mijn vrouw was hoogzwanger van onze oudste zoon dus besloten we dicht bij huis te blijven. Dit was een gebouwtje dat ik al geruime tijd niet meer had zien en we waren toevallig in de buurt. Ik belde aan omdat ik vooraf altijd toestemming vraag om te fotograferen. Toen de bewoners open deden en ik mij had voorgesteld riepen ze gelijk enthousiast ‘Wichor Bramer van Stationsweb, kom snel binnen!’ Het echtpaar bleek een hele stapel oude foto’s en documenten van het voormalige station in hun bezit te hebben. Mijn vrouw en ik hebben daar toen een hele gezellige middag gehad.”
Met de komst van zijn twee kinderen is Bramer de laatste periode iets minder actief op zijn website. Gelukkig heeft hij ondertussen een groot netwerk van andere (amateur) spoorhistorici om zich heen verzameld die allerhande beeldmateriaal aanleveren voor Stationsweb. Daarmee blijft de website gestaag groeien. De rek is er wat betreft Bramer dan ook nog lang niet uit: “Er is nog heel veel niet in kaart gebracht. Ik hoop daarom dat Stationsweb als informatiebron zijn duurzame waarde blijft behouden, ook voor de generaties die na mij komen.”