Nieuw gebruik op oude sporen
Hergebruik van spoorinfra
Spoorwegen liggen vaak op de meest bijzondere locaties: dwars door duingebieden, bollenvelden, bossen en over rivieren. Auto’s, fietsers of wandelaars mogen hier niet komen. Vanuit de trein kan je, zoals het in Spoorbeeld wordt genoemd, ‘de binnenkant van het landschap’ prachtig bekijken. Als een spoorlijn wordt opgeheven, verdwijnt een unieke route door het landschap. Bureau Spoorbouwmeester laat in een serie van vier artikelen zien wat er allemaal gebeurt in, op en met het rijke spoorverleden. In dit derde artikel staan een aantal inspirerende voorbeelden van het hergebruik van (delen van) spoorlijnen en terreinen direct langs het spoor centraal. Twee rode draden verbinden de herbestemmingsvoorbeelden. De eerste is burgerkracht. Het is niet toevallig dat al de hieronder behandelde projecten voortkomen uit burgerinitiatief. Bewoners hebben liefde voor een plek, kennen de geschiedenis en hechten er daarom waarde aan. Zij zien in het verhaal van een verlaten spoorlijn aanleiding voor een mooie wandelroute, herkennen de potentie van een verwaarloosd stuk land langs het spoor of springen in de bres voor het behoud van een monumentale spoorbrug. Het tweede thema is het toelaten van tijdelijk gebruik op terreinen die braak liggen, op of langs het spoor. Het vereist het tijdelijk loslaten van een geplande bestemming, maar levert vrijwel direct positieve resultaten op voor de omgeving.
Draaispoorbrug 19S, Amsterdam
Vlakbij het Centraal Station in Amsterdam is de laatste overgebleven draaispoorbrug van het ‘systeem Joosting’ te vinden. Ir. Pieter Joosting was hoofd van de afdeling Bruggenbouw bij de NS en tegenwoordig vooral bekend als ontwerper van de Rotterdamse Hefbrug. Zijn inventieve draaibruggen hadden een korte en lange arm, en waren vanwege een contragewicht optimaal in balans en daardoor een stuk minder kwetsbaar. Het exemplaar in Amsterdam werd in 1922 gebouwd en draaide op een massieve stenen draaipijler. Over het 300 ton zware gevaarte reden goederentreinen van en naar het emplacement op het Westerdokeiland. Toen de spoorrails werden geruimd om plaats te maken voor een nieuwe woonwijk kocht de gemeente Amsterdam de draaibrug aan met het doel deze te slopen. Omwonenden maakten bezwaar. De gemeente ging overstag en zette zich in voor het vinden van een nieuwe bestemming. Vanwege de fantastische ligging aan het IJ, en in de nabijheid van CS en de in aanbouw zijnde woonwijk, ging de voorkeur al snel uit naar een horecafunctie. De brug werd van zijn plek gehaald om in een werf aan de overkant van het IJ een grondige restauratie te ondergaan. IMd ingenieurs studeerden op het vraagstuk hoe de brug, al balancerend op de draaipijler, een gebouw zou kunnen dragen. Ze benutten de bijzondere eigenschappen van de constructie, verwijderden het contragewicht en maakten de brug met geringe uiterlijke aanpassingen geschikt voor de bouw. Het bureau Architekten Cie. ontwierp vervolgens op het brugdek een eenvoudig rechthoekig gebouw van staal en glas. De ‘lichte’ toevoeging vormt een duidelijk contrast met de zware constructie daaronder, maar verwijst in materiaalgebruik wel naar het industriële verleden. Niet alleen is de unieke draaibrug behouden, door de nieuwe functie is een aantrekkelijke nieuwe verblijfsplek in de stad gecreëerd.
Wandelen over verlaten spoorlijnen
Een verlaten spoortracé biedt een bepaalde romantiek, die op veel mensen aantrekkingskracht uitoefent. Zo bestaat er een fervente groep wandelaars die ‘railtracking’ beoefent: het opsporen, aflopen en fotograferen van verdwenen spoortracés. Vaak is het baanlichaam in het landschap nog herkenbaar, net als oude stationnetjes en bruggenhoofden. Er zijn veel voorbeelden waar na het officieel vrijgeven, -veiligheid staat voorop, het is verboden langs de rails te wandelen-, een baanvak in gebruik genomen wordt door wandelaars en fietsers. Een voorbeeld is wandelaarsvereniging ‘TeVoet’ die het tracé van de in 1986 opgeheven spoorlijn Nieuwersluis – Uithoorn voor een groter publiek heeft gemaakt door met loopplanken een geïmproviseerd wandelpad aan te leggen. Ook de spoordijk van de voormalige lijn Gasselternijveen - Assen, die vanaf 1905 geëxploiteerd werd door de Noordoosterlocaalspoorweg, is tegenwoordig grotendeels in gebruik als lange afstandswandelpad. De stationsgebouwen van Rolde en Eext staan er nog en bij de reconstructie van de weg zijn ter hoogte van de Eexterhalte in 2007 weer rails in de weg gelegd ter herinnering aan het spoorwegverleden. De kracht van deze ‘herbestemmingen’ ligt in de bescheiden omvang van de ingreep. De romantiek en de spoorse sfeer blijven behouden, maar worden door minimale inspanningen en investeringen wel voor een groter publiek zichtbaar en .
De Halvezolenlijn, Den Bosch
Begin 2013 is de herbestemming van de Langstraatspoorlijn bekroond met de ‘Conservation Award’ van de erfgoedorganisatie Europa Nostra. Deze historische goederenspoorlijn doorkruiste vanaf 1890 het Brabantse landschap tussen Lage Zwaluwe en ’s-Hertogenbosch. De eindbestemming was de Langstraat, het centrum van de Nederlandse schoen- en lederproductie, waaraan de lijn de bijnaam ‘Halvezolenlijn’ dankt. Omdat de lijn door het natte laagveengebied van de Moerputten liep werden er een aantal spoorbruggen gebouwd. In 1972 werd de lijn opgeheven en staken ideeën de kop op voor afbraak. Waalwijkse schoolkinderen, die in het gebied speelden en gingen vissen, kwamen in opstand. Ze mobiliseerden hun ouders, die zich met andere gelijkgestemden verenigden in de ‘Federatie Behoudt de Langstraatspoorbruggen’. Het lukte ze de unieke bruggen tot rijksmonument uit te laten roepen en de spoorlijn in fasen om te laten vormen tot wandelpad, een regionale fietsroute en (deels) tot stadspark. Topstuk van de herbestemming was de restauratie van de Moerputtenbrug, een robuuste ijzeren constructie op 35 gemetselde pijlers, dwars door een moerasgebied. Staatsbosbeheer kocht het vervallen rijksmonument in 1997 aan en verwijderde, met hulp uit Europese fondsen, de giftige loodmenie die van het ijzer afbladderde, schilderde de brug in de originele okergele kleur en herstelde enkele pijlers. In 2011 werd de restauratie afgerond. Sindsdien is het prachtig wandelen op deze ‘natuurboulevard’, een activiteit die, vooral in het weekend, veel mensen ondernemen. De herbestemming van de Langstraatlijn is zo succesvol omdat het voor meerdere domeinen winst betekent. Het garandeert het behoud van de monumentale spoorbruggen, ontsluit het waardevolle landschap en de Moerputten en creëert een recreatieve route voor wandelaars, fietsers en vogelaars.
Tuinieren op en langs het spoor, Rotterdam, Leiden en Stockholm
Niet alleen spoortrajecten, bruggen of andere spoorse relicten worden herbestemd, ook de ruimte direct grenzend aan het spoor leent zich hiervoor. Vooral als ze in grote steden liggen, zijn de lege, vaak niet onderhouden groene terreinen populaire plekken voor particuliere initiatieven. In Rotterdam en Leiden zijn in de nabijheid van de beide Centraal Stations terreinen direct langs het spoor in gebruik genomen door bewoners. In Rotterdam ligt een twaalf hectare, grotendeels onbebouwd stuk land tussen de spoordijk en de huizen aan de Essenburgsingel. De stad heeft deze strook aangewezen als potentiële woningbouwlocatie, een groeiende groep bewoners zou liever een park zien. Als protest tegen de bouwplannen werd vereniging ProGroen opgericht. Zij zet zich in voor het verbeteren van de ruimtelijk kwaliteit in de buurt en kreeg van ProRail en de gemeente de gelegenheid de spoorstrook tot buurttuin te maken. Als eerste initiatief is ‘De Pluktuin’ opgezet. Een asfaltterrein is omgetoverd tot een stadse fruitboomgaard met 100 bomen met daarom heen verschillende planten en weidebloemen. De tuin is niet alleen een onverwachte groene oase in deze verder dichtbebouwde buurt, het fungeert ook als ontmoetingsplek met kunstworkshops, filmavonden, voorleesmiddagen en taalles voor volwassenen van niet-Nederlandse afkomst. In de toekomst zou ProGroen graag de gehele spoorstrook als wijkpark zien.
In Leiden is sinds kort een kweektuin geopend op een kavel vlakbij het Centraal Station. In deze kweektuin kunnen Leidenaren bomen en planten die mogelijk later een andere plek krijgen in het Singelpark, een grootschalig groenproject op de voormalige vestinggordel dat de stad de komende jaren wil uitvoeren. De tuin ligt op een braakliggend stuk grond van 2300 m2, dat door de gemeente in tijdelijke bruikleen is gegeven aan de ‘Vrienden van het Singelpark’. Deze club burgers verzorgt de aanleg en het beheer. Het is de verwachting dat het nog minimaal vier jaar duurt voordat hier gebouwd gaat worden. De tuin ligt op een prominente plek en is een (tijdelijke) aanwinst voor zowel het aanzien van de stationsomgeving als voor de stad.
Een interessant buitenlands voorbeeld is het tijdelijk gebruik van de industriële spoorlijn Hammarbyhamnen-Stadsgården in Stockholm. In 2012 hebben bewoners hier de ‘Tuin op het Spoor’ ingericht. Op de rails zijn grote pallets met kweekbakken aangebracht. In de oude spoortunnels worden theatervoorstellingen georganiseerd. De bewoners kunnen gebruik maken van het terrein totdat de stad andere plannen voor het gebied ontwikkelt.
De initiatieven tonen de potentie van tijdelijk gebruik bij het herbestemmen van braakliggende terreinen, waarbij vanuit een beheersituatie een nieuwe toekomst kan worden ontwikkeld.
Tot slot
Een succesvolle herbestemming betekent niet per definitie een spectaculaire ingreep, zoals bovenstaande initiatieven laten zien. Het
maken, een tijdelijk gebruik toelaten, voorzichtig restaureren of een lichte constructie toevoegen, soms is dat voldoende om een stuk spoorgeschiedenis beleefbaar te maken. De inititatieven laten zien welke mogelijkheden gezamenlijk optreden en' je hard maken voor de zaak' scheppen in zowel de landschappelijke als de stedelijke
. Gecombineerd met een sociaal-maatschappelijke of recreatieve functie laden de herbestemmingen een in onbruik geraakte plek op met een nieuwe betekenis.