In het Landschapsplan voor het Spoor benaderen we de spoorlijn zoveel mogelijk als ‘gast’ in het landschap. Het landschap loopt bij wijze van spreken door tot in de treincoupé. Bij de inrichting van baan, station en stationsomgeving spelen de nabije omgeving en het omliggende landschap daarom een belangrijke rol. Inrichtingsprincipes zijn gebaseerd op de karakteristieken van de omgeving. De inrichting van het spoorlandschap verkleurt daardoor tijdens de reis, versterkt daarmee de grote diversiteit aan landschappen die ons kleine landje rijk is en vergroot de herkenbaarheid van de plek.
De groene inrichting op en naast het perron, die omschreven staat in dit handboek, moet een aantrekkelijk beeld opleveren voor de reiziger, maar heeft uiteraard ook een meerwaarde op het gebied van , klimaatadaptatie en het welbevinden van de mens. Inheemse en bloeiende beplanting vormt een habitat en een voedingsbron voor met name insecten, want die vormen de basis voor veel natuurlijke processen. Ook kan beplanting iets betekenen voor de klimaatadaptatie door bijvoorbeeld het wegvangen van fijnstof, het opvangen van regenwater en het beperken van hittestress.
De positie en de omvang van de groene velden op het perron zijn vastgelegd in het Handboek Stationsoutillage.