In het Landschapsplan voor het Spoor benaderen we de spoorlijn zoveel mogelijk als ‘gast’ in het landschap. Het landschap loopt bij wijze van spreken door tot in de treincoupé. Bij de inrichting van baan, station en stationsomgeving spelen de nabije omgeving en het omliggende landschap daarom een belangrijke rol. Inrichtingsprincipes zijn gebaseerd op de karakteristieken van de omgeving. De inrichting van het spoorlandschap verkleurt daardoor tijdens de reis, versterkt daarmee de grote diversiteit aan landschappen die ons kleine landje rijk is en vergroot de herkenbaarheid van de plek.
De spoorpartijen willen samen met de stationsomgeving meer maatschappelijke en ruimtelijke betekenis geven dan deze nu al heeft als schakel tussen het knooppunt van openbaar vervoer en de kenmerken van de stad of het dorp. De groene inrichting speelt daarbij een belangrijke rol. Een zorgvuldig en aantrekkelijk ingerichte openbare ruimte is representatief, biodivers, klimaatadaptief en beheerinclusief.