De ervaring van de treinreis
De treinreis heeft een ambivalente betekenis die binnen de algemene grondstructuur van vertrek–passage–aankomst wisselt tussen reizen en verplaatsen. Het onderscheid tussen reis en verplaatsing komt voort uit verschillende werelden van zien en ervaren die corresponderen met de herkomst van de termen uit verschillende ‘families’ van uitspraken.
De architectuurcriticus Sigfried Giedion besteedt in Mechanization Takes Command (1948)3 ruim aandacht aan de treinreis en de technische uitrusting om daarin regels te vinden voor de interieurstijl van de avant-garde architectuur. In een nawoord van Mechanization Takes Command stelt Stanislaus Von Moos, dat Giedion’s werk typisch een boek is van een ingenieur-historicus, die in de techniek de grondslag zocht van het culturele geheel (Kulturganzen) van zijn tijd, met als doel om, net als zijn vriend Le Corbusier de woonideeën van de avant-garde daarin te verankeren. Giedion zocht in de reisarchitectuur naar middelen om de stijl van zijn epoche (Epochenstil) te ontwikkelen.
Het idee om het ontwerp te verankeren in de cultuur vinden we ook bij een veelgeprezen treindesigner als Alexander Neumeister. Zijn probleem is niet zozeer de stijl van de epoche, als wel de vraag welke vormen passagiers aantrekken. Giedion legt de link met het wonen en Neumeister met de gewoonte; hun doel is de instemming van de gebruiker met het ontwerp.
Met dit essay wil ik aansluiten bij deze traditie door een fragmentarisch vertoog aan te bieden met redenaties en begrippen die richting kunnen geven aan ketens van associaties en aan de ontwikkeling van concepten die kunnen dienen als uitgangspunt voor weloverwogen ontwerpingrepen in de complexe ervaringswereld van de treinreis.