Spoorbeeldverhaal #7: Zaandam en Lansingerland-Zoetermeer
Zoals een trein niet zonder spoor kan, zijn ook stations niet los van elkaar te zien. Een reis voert altijd van A naar B, van vertrek naar aankomst. Het zijn de gezamenlijke investeringen in grote en kleine opgaven, bekende en onbekende stations, die leiden tot een verbeterd spoornetwerk. In deze serie, waarin steeds twee verwante projecten besproken worden, onderzoeken we de ruimtelijke thema’s die rond het spoor spelen. Aflevering zeven, over Zaandam en Lansingerland-Zoetermeer: hoe de stedelijke context richting geeft aan stations en vice versa.
De ‘stationsklok’ zit op het torentje van het Stadhuis, een van gigantische Zaanse huisjes. De traverse over het spoor en de parallel gelegen provinciale weg, is een hedendaags-Zaanse Ponte Vecchio bebouwd met winkeltjes en een imposante fietsenstalling, ontworpen door het Zaanse architectenbureau Nunc. De overkapping tussen de winkels en het bestaande stationsgebouw oogt als een houtloods, met – voor wie nog niet door had waar we zijn - in het pannendak de naam van het station verwerkt: Zaandam. Nu ja, station? Wat hier de afgelopen jaren is verrezen, is een stuk stad.
Station als stedelijk weefsel
Zaandam staat daarin niet op zichzelf. Zo is de gigantische puntvormige overkapping van Rotterdam Centraal ontworpen als verlengstuk van de openbare ruimte, terwijl bij station Breda de voor deze stad kenmerkende bakstenen bebouwing over het spoor is doorgezet. Het zijn transformaties die deel uitmaken van een grootscheepse stadsvernieuwing. Bij station Lansingerland-Zoetermeer is het andersom: dit nieuwe station, gebouwd op de plek waar de RandstadRail de spoorlijn Gouda - Den Haag en de A12 kruist, moet richting gaan geven aan de verdere stedelijke ontwikkeling van het omringende gebied.
Dat station- en stadsontwerp op steeds meer plekken in elkaar grijpen, is op meerdere manieren te verklaren. Om te beginnen vallen opgaven op het gebied van mobiliteit, openbare voorzieningen en woningbouw in de steeds verder verdichtende steden vaak samen. In Zaandam en Lansingerland-Zoetermeer trekken gemeentes, regionale vervoerders, NS en ProRail samen op als opdrachtgever.
Eiland
‘Toen ik hier aan kwam, trof ik een stationsgebouw zoals er veel in de jaren zeventig en tachtig gebouwd zijn’, vertelt stedenbouwkundige Sjoerd Soeters die twintig jaar geleden werd gevraagd om een masterplan te maken voor de vernieuwing van het centrumgebied Zaandam. ‘Een gebouw met een standbeeld ervoor en de bussen naast elkaar op het plein. Je kwam boven in een passerelle en er was een viaductachtige verbinding over de provinciale weg, vanwaar je op een blok winkels stuitte. Het was een plek waar je ‘s avonds liever niet was: een eiland in de stad - die begon pas een eind verderop.’
Het station met zijn groeiende aantal reizigers was toe aan een update, evenals de stad. Zo miste Zaanstad, in 1974 ontstaan door samenvoeging van de gemeentes Assendelft, Krommenie, Wormerveer, Westzaan, Zaandijk, Koog aan de Zaan en Zaandam, een stadshart. Besloten werd om op de plek van het bestaande winkelgebied in Zaandam te bouwen, terwijl aan de westkant van het spoor vierduizend woningen en onderwijsvoorzieningen gepland werden. Om de gewenste synergie tussen deze ontwikkelingen te bewerkstelligen, was een betere verbinding nodig.
Functies stapelen
Spoorlijnen vormen breuken in steeds verder uitdijende steden, terwijl ruim opgezette bus- en taxipleinen het stationsgebouw isoleren van de omgeving. Door functies vaker te stapelen, ontstaat nu de mogelijkheid om verkeersstromen slimmer te organiseren en het stationsgebied te verrijken met publieke voorzieningen. Dat de gemeente Zaanstad het Stadhuis pal naast het station heeft geplaatst - met daaronder de bushaltes – zegt veel over het hernieuwde vertrouwen in het station. Fietsers en voetgangers worden via een langzaam oplopende route gezamenlijk over het spoor en de provinciale weg geleid. ‘De fietser is sneller, wat bijdraagt aan de sociale veiligheid’, legt Soeters uit. De winkeltjes langs de route helpen daar ook aan mee en maken dat je nauwelijks merkt dat je over een verkeersconstructie gaat, en het station staat niet langer op een ‘eiland’.
Multimodaal knooppunt
Een andere reden dat stad en station steeds meer in elkaar grijpen, is het toegenomen belang van een comfortabele overstap. In de jaren tachtig werden steden ontworpen rond de auto, tegenwoordig geven ze prioriteit aan voetgangers en fietsers en – voor langere afstanden – het OV. Het is de kunst is om hen in een soepele beweging van de trein in de tram, bus of op de (OV)fiets te laten stappen, en dat kan door stations te bouwen daar waar wandel- en fietsroutes, buslijnen en spoor bij elkaar komen. Tegelijk ontstaat zo een knooppunt met stedelijke potentie.
Het gloednieuwe station Lansingerland-Zoetermeer is vanuit die gedachte ontwikkeld. Met een viaduct over de A12 worden hier trein, RandstadRail, bus, auto en fiets met elkaar verbonden. Met een Park&Ride-voorziening met 700 gratis parkeerplaatsen biedt het station veel overstapmogelijkheden en reistijdwinst, en in de toekomst kan RandstadRail doorgetrokken worden richting Rotterdam, evenals het fietspad tussen Gouda en Den Haag. Het initiatief voor het station komt van de Metropool Regio Rotterdam Den Haag en de gemeente Lansingerland, die het project als een katalysator zien voor de ontwikkeling van het gebied. De goede bereikbaarheid maakt het tot een interessante locatie voor ontwikkelaars om woningen te bouwen. Ook heeft de gemeente plannen voor sportfaciliteiten.
Context zoeken
De uitdaging voor Team V Architectuur en Arcadis Architecten was om al die verkeersstromen met elkaar te verknopen en de plek, een vrijwel onbeschreven blad, identiteit en verblijfskwaliteit te geven. ‘We hebben context gezocht in de verlengde Oosterheemlijn; de aanleiding om het station te bouwen’, vertelt architect Jeroen van Schooten. ‘De lightrail komt vanuit Den Haag, waar de trams veelal door lommerrijke lanen rijden. Ons ontwerp voor het viaduct sluit daarop aan met de beplanting van bomen, hagen en gras.’ Het ‘groene’ thema is voortgezet in de houten plafonds van de wachtruimtes en de betonnen hekwerken rond het brugdek, voorzien van een takkenpatroon, wat een krachtig beeld oplevert vanaf de snelweg.
De essentie van een stedelijke structuur volgens Soeters is ‘de combinatie van beweging en verblijf, contact tussen binnen- en buitenruimtes en de notie van serial vision, waarbij je van plek tot plek door de openbare ruimte loopt’. Hij wijst op de lichte buiging in de Zaanse spooroverbouwing.‘De ideale lijn van de auto is recht. De voetganger focust 25 meter vooruit en voelt zich prettig in een afgebakende ruimte, die je kunt vormgeven met groen, objecten of bomen.’ Met dezelfde middelen heeft Team V een menselijke maat gegeven aan het enorme tramviaduct in Lansingerland-Zoetermeer. Vanuit de tram loop je onder de overkapping – met daarin de wachtruimte voor de chauffeurs – via royale trappartijen naar de wachtruimtes bij de bushaltes en het spoor. Het hekwerk loopt door tot net onder het plafonds; net alsof de ruimtes met aan randje kant zijn ‘afgebiesd’.
Veelkleurige collectie
Om het station onderdeel van de stedelijke context maken, is het belangrijk dat je meteen weet waar je bent, zegt Soeters, juist in een tijd van globalisering waarin plekken steeds meer op elkaar lijken. Bij de stations in Nederland is er altijd aandacht geweest voor de lokale inbedding; zelfs bij haltes die met standaard elementen werden gebouwd, waren er wisselende configuraties mogelijk om op de context in te spelen. In Zaanstad en Lansingerland-Zoetermeer zijn die lokale verschillen extra aangezet. Het toont hoe de verweving van spoor- en stadsontwerp leidt tot een nog veelkleuriger collectie van stations. Met Zaandam als het station dat een tweede jeugd heeft gekregen, waarbij de structuur van het gebouw is behouden, terwijl de stalen – oorspronkelijk rode - overkapping lichtgrijs is overgeschilderd. En met Lansingerland-Zoetermeer als pionier; een bouwwerk dat nieuwsgierig maakt naar de stad die hier de komende jaren gaat verrijzen